donderdag 29 december 2011

'Alleen maar nette mensen' van Robert Vuijsje

' Al begonnen aan het boek?', is een vaker gehoord vraagje, als het pad van gezelschapsleden zich kruist in de weken voor de bijeenkomst. Artikel 5 van onze deontologische code mag dan wel stellen: ' vooraf worden er onder geen beding persoonlijke appreciaties over het te bespreken boek uitgewisseld', het lachje en de blik die voornoemde vraag vergezelden, gaven aan: 'dit hebben we nog niet gehad.' 'Proper gewassen en ontluisd' verscheen iedereen dan ook op de afspraak, bij voorzitter Geert die er ook heel netjes uitzag.

Inderdaad, deze 'clash' tussen autochtone en allochtone werelden in de Amsterdamse grootstad liet niemand onberoerd. De hoofdpersoon David, joods en uit de wereld van de nette mensen, ziet er niet alleen uit als een Marokkaan, hij voelt zich bovendien onweerstaanbaar aangetrokken tot de allochtone leefwereld, tot vrouwen, heel donker en met 'borsten en bil(len)'.  De werelden van Amsterdam Oud Zuid (een nette, betere buurt) en Amsterdam Zuidoost (de Bijlmer, een gore, gekleurde  buurt overvol flats) lijken niets gemeen te hebben, maar niet zo voor Vuijsje die heel fijntjes suggereert dat het leven in beide stadsdelen, achter de eerste facade, deels elkaars spiegelbeeld zijn. Maar verzoenbaar zijn ze niet, de wereld van de nette mensen en deze van de Surinamers en Antillianen, en dat ervaart ook de hoofdpersoon. Na maanden ping pong moet David kiezen, en, na een 'bezinningsperiode' in het karikaturale Memphis Tennessee, lijkt Vuijsje te suggereren dat de nette mensen de rug wordt toegekeerd.

'Fijn van eens een boek op het bord te krijgen dat leest als een trein, en bovendien raak typeert en fijne humor rondstrooit'. Daarover waren we het allen eens. Maar verder dan dit, reikte de eensgezindheid niet. Iedereen had uitgesproken meningen over het boek én de behandelede problematiek, te veel om op te noemen: vooral een eerlijk boek (Ina), racisme is geen eenrichtingsverkeer (Ciska),  de moeizame zoektocht naar identiteit (Christine), nihilistisch en te gefocust op de 'droesem' van onze samenleving (Reinoud), een uitvergroting van de heersende clichés (Chris), botsende culturen zijn gedwongen naast elkaar te leven (Ludo), een vrouwonvriendelijke roman (Linda, off the record).

Heel veel discussiestof, dat haast onvermijdelijk uitdeinde tot aan de typologie van dé Nederlander, en, uiteraard, navelstaarders als we zijn, van dé West-Vlaming. Dan weet je, het is hoog tijd om te stoppen en de punten te laten aanrukken: Christine 7, Chris 6, Reinoud 6,5, Ludo 7,5, Ina 8, Ciska 5 en Geert 7,5. Een vlugge cijferaar (dank u wel, Chris) had onmiddellijk de eindscore klaar: 6,8. En ook daarover waren we het niet eens, 'niet goed' versus 'niet zo slecht'. 

O ja, Ludo was de 'koelie' van de avond: verslag maken, nieuw boek voorstellen, introotje brengen. Uit Italo Calvino's De onzichtbare steden (1972), een boek waar nauwelijks een touw aan vast te knopen is en net daarom zo onweerstaanbaar, puurde hij een tekstje over de droomstad Isidora, over dromen die nooit waar worden. Met als epiloog, een concrete droom, met name deze van de net overleden Vaclav Havel over Europa, ons dierbare oude continent in deze voorthollende globaliserende wereld, netjes en raak verwerkt in het Woord Vooraf  van Rik van Cauwelaert in Knack nr. 51.
Geen twee zonder drie, dus wordt ook ons volgende boek een droom, een stevig uit de kluiten gewassen exemplaar weliswaar, De droom van de Ier van Mario Vargass Llosa. Vargas Llosa gaf Louise Erdrich (De duivenplaag), op een banddikte, en Robert Vann (Legende van een zelfmoord) het nakijken in een spannende eindsprint; de jongere generatie, Jeniffer Egan en Korneel De Rynck, volgden op een fiestlengte. Hun tijd komt nog.

Het lijk erop dat Vargas Llosa zo langzamerhand de schutspersoon van dit leesgezelschap wordt, vooral nu Leonardo da Vinci niet langer in de running is. Toch maar eerst afwachten hoe die Ier ons bevalt ... Afspraak op 22 februari.

Met dank aan Geert en Linda voor de lange avond gezellige gastvrijheid.

Ciska gaat voor de Gouden Boekenuil

Even verdween de Gouden Uil, de prestigieuze Vlaamse literaire prijs, uit beeld. Heel even maar, want in 2012 vliegt de uil weer uit. Daartoe installeerde boek.be een vakjury (olv Phara de Aguirre) én een lezersjury van 100 vrijwilligers (olv comédienne Lies Lefever) die zich vanaf half feburari op de shortlist van vijf titels zullen storten om de 'Prijs van de lezer' toe te kennen

Op zoek naar enthousiastelingen om deel uit te maken van de lezersjury, klopt boek.be bij Vlaamse leesgroepen aan. En ja, hoor, ons leesgezelschap heeft daar oren naar want Ciska stelt zich kandidaat. Wij duimen allen mee. Komaan, Ciska!

De Gouden Boekenuil wordt op 5 mei uitgereikt in Gent.

Pestheiligen

Het leesgezelschap slaat hoe langer hoe meer zijn vleugels uit. Boeken lezen en bespreken blijven de corebusiness, maar de aandachtige toeschouwer heeft het ongetwijfeld al gemerkt: dit leesgezelschap laat zich niet langer in de boekenwereld opsluiten.

Met een bevlogen gids en een ervaren dokter in de groep was de keuze overigens vlug gemaakt. Zaterdagmorgen 17 december stonden 8 enthousiastelingen gids Reinoud op te wachten op de stoep voor het middeleeuwse Sint-Janshospitaal voor een bezoek aan de expo "Van chirurgijnen tot pestheiligen". Tussen een aangepaste intro (de 'vriendschapsbeker') en een gesmaakte epiloog ( de 'Memlings' in beide kapellen) dompelden we ons onder in het medische wereld van het Brugge van de 16de en 17de eeuw. Twee uur later wisten we alles over humoren en lichaamsappen, over het verschil tusssen barbiers, chirurgijns en "echte" dokters, en over welk sterrenbeelden en heiligen bij welke kwaaltjes passen.

Echt apetijtelijk was het niet, het medische bedrijf van enkele eeuwen geleden, maar dit was niet te merken aan ons gezelschap dat vervolgens welwillend neerstreek in 'Table folle' (Walstraat 11) en zich het aperitiefje en middagmaal liet smaken.

Waarop ten slotte plannen werden gesmeed voor een volgende nevenactiviteit. Tussendoor vinden we dan nog wel eens de tijd om een boek te lezen. Als dit maar goed afloopt ...

Met dank aan gids Reinoud die dit weer uitstekend deed, en aan de deelnemers: Christine, Ciska, Katrien, Linda, Ludo, Lut, mama Ciska en Marleen.

'Voor ik ga slapen' van S.J. Watson


Bespreking wordt verwacht

zaterdag 12 november 2011

'Godenslaap' van Erwin Mortier


Op 7 oktober te gast bij Reinoud rond een gezellige tafel met “Franse” hapjes (het verhaal speelt zich af aan beide zijden van de grens Noord-Frankrijk en België) werd het “homerische epos” van Erwin Mortier, waarin de eerste wereldoorlog mythische, universele allures krijgt (dixit juryrapport AKO- literatuurprijs) ter bespreking voorgelegd aan ons leesgezelschap. Was het winnende boek van deze prijs in 2009 werkelijk een “verpletterend meesterwerk” zoals Yves Desmet het noemde en een “bedwelmende roman” bejubeld in het Dagblad van het Noorden ?

Helena, een stokoude bijna bedlegerige vrouw, blikt terug op haar leven. Ze is het prototype van een onafhankelijk denkende persoonlijkheid, onconventioneel, hoogsensitief en bijzonder introspectief. Niet geïnteresseerd in de vereisten gesteld aan een bourgeoisie-meisje vult ze haar dagen met aanschouwen, beschouwen, lezen en schrijven. Dit introspectief, meditatief en zelfs grenzend aan het neurotisch denkpatroon van de hoofdpersoon geeft aan Mortier de gelegenheid om uitgebreid zijn literair “kunnen” te exposeren.

Ht boek is ingedeeld in 5 delen. Deel 1 behandelt de huidige toestand van Helena, bijna bedlegerig en afhankelijk van 2 verzorgenden: Rachida, haar engel, zacht en begrijpend en Christine, de zoutzuil, hardhandig en nors. In deel 2 beschrijft ze haar jeugd, waarschijnlijk in de Gentse bourgeoisie. Dit burgerlijke milieu haatte ze: het ontnam haar al de vrijheid die ze nodig had en ze vluchtte in lezen en schrijven. Niettemin krijgt men daardoor een prachtig beeld van de tijdsgeest voor de Eerste Wereldoorlog: de gebruiken, de kledij, het verstikkende en gereguleerde klimaat. Haar moeder belichaamt dit alles, een neurotische moeder die aandacht vroeg door ziekte. Dit spanningsveld tussen moeder en dochter wordt geneutraliseerd door de iets ruimer denkende vader. Edgard, haar broer en homo, werd verafgood door de moeder. Het personage van Edgard is intrigerend en navenant beschreven. Het volgende deel speelt zich af in Noord-Frankrijk, tijdens de jaarlijkse zomervakantie in het ouderlijke huis van haar moeder, bewoond door de oom. Tijdens hun verblijf breekt de Eerste Wereldoorlog uit, waardoor hun verblijf verlengd wordt tot na de wapenstilstand. Dit gedwongen isolement wordt voor haar een zeer mooie tijd: ze is vrijer, heeft een goede relatie met haar frivole oom en beleeft alles heel intens. De oorlog komt naar haar in het gemis van haar achtergebleven vader, Edgard als soldaat en die gewond geraakt, gesneuvelde soldaten van het dorp, het gebulder van kanonnen op de achtergrond, een dorpsmeisje dat gedood wordt door een verdwaalde bom. Tussendoor krijgt men inzicht in de diverse karakters, de pracht van de omgeving, de leefwereld van toen, de oorlog in al zijn gruwelijkheden, de loopgraven en de bombardementen, de honger en de verschrikkingen. Enkele mooie passages waarin Edgard in de loopgraven deelneemt aan de oorlog zijn zeer indringend. Ondertussen maakt Helena kennis met een fotograaf van het Engelse Leger, die later haar zielsverwant en echtgenoot wordt. In deel 4 maakt ze een uitstap met haar vriend naar De Panne. Ze bezoeken er de zwaargewonde Edgard en ontsnappen ternauwernood aan een bombardement. De beklijvende beschrijving van dit alles blijft nazinderen. Na de oorlog keren ze terug naar het verwoeste Vlaanderen. Ze huwt met de Engelse fotograaf en krijgt een dochter, die opgevoed wordt door de grootouders en zich totaal afkeert van haar libertijnse moeder. Helena en haar man leven een vrij en ongebonden leven, doorspekt met amoureuse avonturen. In deel 5 sterft haar moeder, haar man en later ook haar dochter. Ze keert ieder jaar terug naar Frankrijk, eerst nog met haar man, later met haar dochter, heimwee naar de voor haar goede oorlogsjaren. Helemaal op het einde vertelt Rachida, van Noord-Afrikaanse afkomst, een verhaal waarin haar over-overgrootvader sneuvelt in de Eerste Wereldoorlog, waardoor als het ware de cirkel rond is.

De beoordeling van het boek viel zeer zwaar tegen, ondanks het verdict van meesterwerk in de pers. Voor Ludo zonk het verhaal naar de achtergrond ten voordele van stijl, pronken met taal en kunnen. Hier en daar was er wel waardering voor de taal als men het traag las. Ook Chris en Geert hebben zich door het boek moeten worstelen, een en al taal, vergelijkingen, metaforen, beschrijvingen. Voor Ina was Mortier hier als stylist zijn vorige boek Marcel in het kwadraat, veel te gesofisticeerde taal. Ciska voelde het dubbel aan: enerzijds hier en daar zeer mooie beschrijvingen, humoristisch ook, elders te langdradig en te vergezocht. Christine had na het lezen van de eerste 18 bladzijden het gevoel dat ze “anders” moest lezen: trager, introspectief zoals past bij het karakter van Helena. Daardoor werden bepaalde passages briljant, kararktertyperingen heel indringend en openden zich magnifieke sferen van de tijdsgeest van toen, pakkende beelden van de oorlog, verscheurende gevoelens in de loopgraven. Het kost moeite om op een dergelijke manier te lezen en soms is het echt van het goede teveel, daar die stijl gedurende het ganse boek volgehouden wordt. En Reinoud had het heel graag gelezen, vond het zeer poëtisch, een en al stijl, heel rijk. Ook hij benadrukte dat het traag moest gelezen worden, tegengesteld aan ons jachtig denken en doen. De mooie beschrijvingen van Noord –Frankrijk en de stad Ieper na de bombardementen waren bijna fotografisch, meesterlijk ook de schets van de bourgeoisie in Gent. Voor hem was het een meesterlijk boek, heel rijke en prachtige taal, een subliem stijlboek met een indrukwekkende evocatie van de Eerste Wereldoorlog, de tijdsgeest, de personages, zelfs het verhaal.

Erwin Mortier beschouwt zich als de opvolger van Hugo Claus: de vraag kan worden gesteld of dit terecht is. In elk geval kon Reinouds de andere lezers niet van gedachten doen veranderen. De punten vielen bijgevolg eerder mager uit: Reinoud 8.5, Ludo 5, Chris 3, Ina 6, Ciska 5, Geert 5, en Christine 7.5, dus een gemiddelde van 5.7.

Christine

vrijdag 26 augustus 2011

Archiveren (vijf)

Een nieuwe archiefkamer als rustplaats voor boeken die we ooit wel eens op onze leestafels hopen te ontmoeten.

Jennifer Egan, Bezoek van de knokploeg. - Amsterdam: Arbeiderspers, 2011 (vertaling van: A visit from the goon squad). - Bijzonder sterke roman, uiteenlopende personnages en verhaallijnen, die door het element 'tijd' tot een eenheid worden gesmeed. De Amerikaanse schrijver Jennifer Egan (°1962) viel met dit boek in de prijzen, onder meer de Pulitzerprijs 2011 voor Fictie. Een tip van Dieter.

Jacques R. Pauwels, Het Parijs van de sansculotten: een reis door de Franse Revolutie. - Berchem: Epo, 2007. - 236 p.: ill. - Op sleeptouw worden genomen doorheen een ongemeen boeiende storm aan gebeurtenisssen, spannend en verhelderend. Een tip van Marcel.

Philip Roth, The plot against America & Amélie Nothbomb, Stupeur et tremblements (over haar korte leen in de Japanse zakenwereld) en Le sabotage amoureux (over haar peutertijd in China): tips van Evelien.

Nikos Kazantzakis (1883-1957), de Griekse auteur, net niet Nobelprijswinnaar, uiteraard beroemd voor zijn Zorba de Griek, ook voor schandaalsfeer rondom de verfilming van zijn boek The Last Temptation (het leven van Jezus). Het meest interessante is wellicht zijn minst bekende boek, een verslag van zijn spirituele levensweg, Report to Greco. 'Ik hoop niets, ik vrees niets, ik ben vrij", staat er op zijn eenvoudig graf op Kreta. Wat een boeiend mens, zoeker, wereldhervormer en hoe dankdbaar moeten we zijn om dit autobiobiografisch werk, inspirerend en verrijkend. Zijn boeken worden besproken op de boekenblog van Marc van Oostendorp.

Ian McEwan, Boetekleed (Atonement). Ingenieuze roman uit 2001 van een van Engelands meest gelauwerde en talentvolle hedendaagse auteurs. Verfilmd in 2007

Korneel De Rynck, De tuin van Tito: een reis langs de spoorlijn Belgrado-Sarajevo (Epo, 2011). Een treinreis als rode draad voor een doorleefde beschrijving van voormalig Joegoslavië, met gewone en ongewone mensen aan het woord. Werk van een jonge, veelbelovende historicus-journalist.
Ian Morris, De val van het westen: hoe lang houdt de Westerse dominantie nog stand (Unieboek/Het Spectrum, 2011), aangekondigd op de De Wereld Morgen-website.

Er is een nieuwe vertaling van Franz Kafka's 'Het Proces', in de keurige edities van Atheneum-Polak & Van Gennep (Perpetua reeks), 240 p., 30 €, vijf sterren in SdL 3118 (februari 2012), besproken door Geert van Istendael.

'De vliegende keeper' van Herman De Coninck leest als een trein, met anekdotische én diepgravende beschouwingen over poëzie.

Eugen Rugge, In tiijden van afnemend licht (De Geus, 2012; 352 p.), vertaling van "In Zeiten des abnehmenden Lichts", Oost-Duitse familieroman, vijfsterren in SdL 3148

zondag 10 juli 2011

Brugs leesgezelschap gaat stappen in Oostende


Om nog eens ongedwongen zonder een boek rond tafel te zitten vooraleer iedereen met vakantie gaat, besloot de leesgroep om eind juni een hap te gaan eten in Oostende. Op advies van Chris staken we onze benen onder tafel in een bescheiden oer-Oostends restaurantje in de Langestraat luisterend naar de inheemse naam 'In de stad Kortrijk'. Hoge verwachtingen naar een gastronomisch zesgangenmenu zijn hier niet op zijn plaats want we werden vergast op een authentiek vissersmaal met garnalen, vissoep, pladijzen en tongetjes met de obligate frieten. Groenten kon ook nog voor wie het vroeg. Desserts serveert men er niet. Een no-nonsense etablissement met een volkse sfeer en dito decor met passende maritieme attributen en schilderijtjes. Een vriendelijke stamgast was zowaar bereid om ons te fotograferen. Breedlachend van links naar rechts herkent u: Chris, Ina, Ciska, Marie-Christine, Reinoud, Ludo en Geert.

woensdag 8 juni 2011

zondag 29 mei 2011

'Spaar de spotvogel' van Harper Lee

We waren te gast bij Ina in haar nieuwe appartement dat nog aan inrichting toe was na haar recente verhuis. Maar de ruime woonkamer waar de avondzon overvloedig binnenstroomde beloofde al een gezellige leefplek te worden. Ze verraste ons direct na aankomst al met een heerlijk mexicaans gerechtje. Met een volle maag konden we ons beter concentreren op een klassieker uit de Amerikaanse literatuur: 'To kill a mockingbird'.

Deze roman uit 1960 was een instant succes, zeker na het winnen van de Pulitzerprijs en werd reeds verfilmd in 1962. Bizar genoeg heeft de schrijfster Harper Lee dit nooit weten (of willen) te verzilveren want het is haar enige boek gebleven. Nadien heeft ze nooit meer iets gepubliceerd en leidde ze een teruggetrokken leven. Zij was nochtans een tijd bevriend met Truman Capote en heeft hem geholpen bij zijn klassieker uit die periode 'In cold blood', eveneens verfilmd. Korte tijd later is de carrière van Capote ook uitgedoofd.

Het succes was nochtans niet zo evident want het boek is een kritische kijk op rascisme (vooral tegenover de zwarten) wat in de VSA van die tijd absoluut not done was , zovele jaren voor Martin Luther King. De kentering zou pas midden jaren zestig optreden. Het was dus enigszins een profetische roman. Bovendien geschreven door een vrouw die autobiografisch een fase uit haar jeugd beschreef waarin ze geconfronteerd werd met ondubbelzinnig rascisme ten opzichte van de zwarte medemens in het zuiden van de VSA in de jaren 1930.

Het verhaal gaat over een gezin van een advocaat (een dochter van 9, zoon van 12, moeder gestorven) die de verdediging opnam voor een zwarte die ten onrechte beschuldigd werd van verkrachting van een blanke vrouw; dit alles verteld vanuit het standpunt van het meisje (zijnde de auteur zelf).

De reacties waren opnieuw wisselend, van één van de beste boeken uit de reeks (Geert) tot enigszins ontgoocheld wegens te hoge verwachtingen (Ludo). De indruk van de meesten was toch dat het wat gedateerd was en geen grote indruk nagelaten heeft. Het had een hoog kindertijdgehalte en leek meer een adolescentenroman. Nochtans was iedereen het erover eens dat het zeer vlot geschreven is en dat het een goede sfeerschepping bood van een conservatief landelijk stadje in de zuidelijke VSA uit de jaren dertig.

Edoch: Christine en Ina leiden ons toch naar een beter begrip van deze roman. We moeten het meer in zijn tijdskader zien en vergelijken met de maatschappij van de jaren 50 in de VSA toen rascisme nog zeer sterk ingebakken was. Er is nu natuurlijk al veel veranderd (hoewel rascisme nu allesbehalve uitgeroeid is) zodat die radicalere situatie uit die tijd moeilijk voor te stellen is. Een ander aspect is het standpunt van de vertelster als jong meisje die alles vanuit een onschuldige kinderziel bekijkt en zich terecht heel kritische vragen stelt hoe volwassenen omgaan met zwarten. Het is een meesterlijke zet van de auteur om langs die weg heel logische maar tegelijk ook kritische kanttekeningen te maken bij de rascistische houding van de stadsgenoten. Dit leidt naar het absurde hoogtepunt dat een volledig blanke jury van boeren een zwarte schuldig verklaart hoewel iedereen ervan overtuigd is dat de vader van het slachtoffer de eigenlijke dader is.

Ook de mysterieuze familie Radley, buren van het gezin van de advocaat die zelden buiten kwamen en waarover de wildste verhalen de ronde deden, bleek een geniale schrijverstechniek om een parallelle parabel te construeren omtrent omgaan met het anders zijn (waar rascisme in wezen om gaat). De kinderen fantaseren allerlei griezelachtige verhalen over buurjongen Bo Radley totdat die op het einde van de roman uiteindelijk toch maar het leven redt van het hoofdpersonage en haar broer. Anders leven is een voedingsbodem voor allerlei veronderstellingen van de stadsgenoten maar betekent daarom nog niet dat het fout is.

Tenslotte vraagt de opvallende titel een verklaring: middenin de roman vraagt de vader zijn kinderen om geen spotlijsters te doden omdat die het mooist zingen en geen kwaad doen. Op het einde werd Bo Radley vereenzelvigd met een spotvogel die gespaard moest worden omdat hij een goed mens bleek te zijn ondanks zijn misdaad die hij gepleegd heeft om de kinderen te redden.

Deze wending in de bespreking bracht een genuanceerder puntenbedeling dan aanvankelijk vermoed: een gemiddelde van 7,5/10. (Reinoud: 7; Ludo: 7,5; Ciska: 7; Chris: 7, Christine: 7; Ina 8,5 en Geert: 8,5).
Reinoud Van Acker

zondag 15 mei 2011

'Congo, een geschiedenis' van David van Reybrouck

Vanavond, maandag 28 maart 2011, zijn we te gast bij Chris en het boek op tafel is het lijvige ‘Congo, een geschiedenis’ van David Van Reybrouck. Niet alle lezers hebben de eindmeet gehaald. Desondanks komen de tongen snel los over ‘Congo’ en zo blijkt dat het boek niemand koud laat.

Van Reybrouck schreef dit boek blijkbaar deels uit eigen nood aan een geschiedenis van Congo. Wie het leest, krijgt een (in mijn eigen ogen) behoorlijk volledig overzicht van de vrij recente geschiedenis van het land. De precisie van onderzoek en beschrijving wordt door menig lezer geprezen; data, cijfers, situering van religies en politieke partijen (waarvan de afkortingen ons weliswaar naar het einde toe steeds meer doen duizelen)… ontbreken niet.
Bovendien blijkt voor de Belgische lezer dit boek een beetje een puzzel te zijn waarvan de stukjes eindelijk in mekaar vallen. Naast alom gekende namen genre ‘Lumumba’ zijn er immers heel wat andere, even exotisch maar voor ons toch een beetje vertrouwd omdat hun klank in het journaal tijdens onze kinder-of jeugdjaren regelmatig te horen was. Maar hoe de vork juist in de steel zat, wordt (weer) duidelijk tijdens het lezen van ‘Congo’. Daarnaast zijn er –veel persoonlijker- de herinneringen die enkele van ons hebben aan familie of vrienden die een tijd van hun leven doorbrachten in ‘de Congo’. Hun heimwee, hun gemengde gevoelens, hun eigenaardigheden…kwamen eveneens terug tijdens onze lectuur en de bespreking bij Chris.

Toch weerklinkt er ook een kritische noot over het boek; een ‘personage’ als Nkasi (zo oud dat Van Reybrouck hem aarzelend vraagt of hij Stanley nog gekend heeft) doet menige wenkbrauw fronsen. Anderzijds is dit misschien niet iets om ons blind op te staren, het brengt in geen geval (voor mij dan) de geloofwaardigheid van dit huzarenstuk aan het wankelen.
Wat raakt het meest in dit boek? Voor mij niet de cijfers, de data, de gedetailleerde beschrijvingen van een zo bewogen geschiedenis. Wel de liefde van de auteur voor zijn onderwerp, voor het land en vooral voor de Congolezen. De warme ontmoetingen die hij met hen heeft, die gevoelig maar nooit melig beschreven worden. Het schrille contrast dan met de wreedheden in Congo, vroeger en helaas ook nu. De beschrijving van moedige mensen die –hoe dan ook- verder leven.
En vergeten we niet de pen van Van Reybrouck. Die heeft voor mij iets tijdloos, en ook dat maakt dat hij het ‘geschiedenisboek’ overstijgt.

Een voorbeeld op bladzijde 285, de aanvang van het hoofdstuk ‘Een donderdag in juni’ over de dag van de onafhankelijkheid. Jamais Kolongo maakt zich op voor de grote dag, en de auteur beschrijft kort maar indrukwekkend Kinshasha op dit vroege uur:
‘De ceremonie was pas om elf uur, maar dit was niet zomaar een dag. De stad van bijna een half miljoen inwoners was nog donker en stil. Een lome hitte hing tussen de huizen en de hutten. Niets bewoog. De was: roerloos aan de lijn. Het vuur: broze sintels as. Onzichtbaar sliepen de kinderen in hoekige houdingen. Onzichtbaar lagen mannen en vrouwen tegen elkaar aan – troost voor één nacht, of voor een heel leven. Op de lege boulevard sprongen de verkeerslichten lusteloos van groen op oranje op rood. In de Europese wijken was het water van de zwembaden rimpelloos. De vogels zwegen nog. En verderop, voorbij de tuinen en de villa’s, de gazons en bougainvilles, gleed het zwarte water van de machtige rivier stil voorbij. Nog steeds dreven eilandjes van vegetatie mee, graszoden en planten, honderden kilometers hogerop losgerukt uit het oerwoud, boomstronken die wentelden in het donker en straks bij de eerste stroomversnellingen zouden oprijzen en stuiteren in het schuim van de rivier. Zo ging het al duizenden jaren lang. De natuur trok zich niets aan van deze bijzondere dag.’

Terug naar de nuchtere realiteit van de leesgroep: de ‘score’ voor Congo, 7,7/10. Dit is de optelsom van 5 (Geert), 8,5 (Ciska), 8 (Chris), 8 (Ludo), 8 (Reinoud), 8 (Christine, onze nieuwe lezer die hier een warm welkom verdient), 8 (Ina).
Gewoontegetrouw werd er gestart met een citaat uit een ander boek. Ik koos voor een fragment uit ‘Dwarskijker’, een verzameling colums van Rudy Vandendaele uit Humo (1991-1998). Vandendaele staat bekend als kritische, soms cynische toeschouwer van de Vlaamse televisiewereld. In het stukje in kwestie hekelt hij ‘Goedele’ die in een uitzending over ‘extreme dierenliefde’ nogal schaamteloos enkele kwetsbare, trieste ‘dierenliefhebbers’ te kijk zet. Ik vond het pijnlijke contrast met ‘Congo’ ook veelzeggend.

Het volgende boek is een Amerikaanse klassieker, ‘Spaar de spotvogel’ van Harper Lee.

Ina

'De geschiedenis van de liefde' van Nicole Krauss

Tijdens de voorbije koude wintermaanden probeerden we ons hart te verwarmen aan ‘De geschiedenis van de liefde’ van de New Yorkse schrijfster Nicole Krauss. Deze internationale bestseller uit 2005 werd in meer dan 35 landen vertaald en dat maakte ons toch nieuwsgierig. We waren op 18 januari 2011 te gast bij Ciska die ons traditiegetrouw met allerhande traktaties bestookte. Jammer genoeg was Geert afwezig wegens ziekte, wij lieten het ons smaken in zijn plaats.

Chris leidde de avond in met een fragment uit ‘Weg’ van Josse De Pauw, het juweeltje dat eenieders nachtkastje zou moeten opvrolijken. ‘Weg’ biedt gelegenheid te over tot mijmeren, grinniken, verlangen, troosten, … Op ontroerende wijze beschrijft Josse De Pauw hoe Kim Gevaert hem door haar gratie en concentratie tot opperste verrukking brengt. Ook wij zijn geen sportlui – neen hoor, wij lezen boeken -, we begrijpen wat Josse bedoelt.

Voor een keer waren de meningen quasi eensluidend, wat op het einde van onze bespreking feilloos geïllustreerd werd met de puntentoekenning: iedereen, op Ludo na (6,5) gaf 7,5. Even Ludo buiten beschouwing gelaten: we hebben graag deze bij momenten ontroerende en taalgevoelige roman gelezen. De meeste waren vooral aangegrepen door het personage van Leo Gursky, de vereenzaamde oude man én auteur van ‘De geschiedenis van de liefde’.

De roman vertelt verschillende verhalen, soms naast elkaar, soms met elkaar verweven en telkens vanuit een welbepaalde toonaard en/of stijl.
Vooreerst is er Leo Gursky.

‘Er was eens een jongen die verliefd was op een meisje, en haar lach was een vraag waarop hij zijn hele leven een antwoord wilde zoeken.’ (p 19)

Hij verliet in de nasleep van de tweede wereldoorlog Polen om in New York te ontdekken dat zijn grote liefde Alma er niet op hem heeft gewacht. Het boek dat hij naar aanleiding van deze overrompelende liefde destijds heeft geschreven, is ooit toevertrouwd aan zijn vriend Zvi Litvinoff. Deze publiceerde het later onder eigen naam in het Spaans. Dit, het boek zelf en de lotgevallen van Litvinoff, vormen een tweede en derde verhaallijn. Wanneer Gursky het manuscript van zijn verloren gewaand boek in handen krijgt, gaat de bal aan het rollen.

‘In de bus naar huis duizelde het Litvinoff. Hij lachte naar iedereen die zijn kant op keek. Fluitend liep hij door zijn straat. Maar toen hij de sleutel in het slot stak, trok er een kilte in zijn hart. Zonder de lamp aan te knippen bleef hij in zijn donkere kamer staan. In Godsnaam, dacht hij, waar zit je met je verstand? Wat heb je zo’n meisje in hemelsnaam te bieden, doe niet zo stom, je hebt jezelf volledig laten instorten, de brokstukken zijn verdwenen en nu heb je niets meer te geven, je kunt het niet eeuwig verbergen, vroeg of laat komt ze vanzelf achter de waarheid; je bent niets meer dan een lege huls, ze hoeft alleen maar te kloppen om te merken dat je hol bent vanbinnen.’ (p.184)

En tot slot is er het meisje Alma, genoemd naar het hoofdpersonage van de roman. Haar moeder vertaalt deze in opdracht naar het Engels. Alma wil haar moeder bevrijden uit haar eenzaamheid en droomt voor haar een toekomst samen met de mysterieuze opdrachtgever. Steeds meer geraakt ze er van overtuigt dat het personage Alma uit het boek echt bestaat. En ze gaat op zoek.

‘Waarom worden mensen altijd genoemd naar dode mensen? Als ze al ergens naar vernoemd mogen worden, waarom kunnen dat dan geen dingen zijn die langer blijven bestaan, zoals de lucht of de zee of zelfs ideeën, die eigenlijk nooit verloren gaan, zelfs slechte ideeën niet.’ (p.205)

Tegelijk graaft Gursky in zijn verleden en hij probeert alsnog zin te vinden in het leven, de tristesse te overstijgen.

‘Hij leerde met de waarheid te leven. Niet de waarheid te accepteren, maar ermee te leven. Het was alsof je met een olifant samenleefde. Zijn kamertje was heel klein, en elke ochtend moest hij zich om de waarheid heen wringen om alleen maar in de badkamer te kunnen komen. Om bij de klerenkast te komen zodat hij er een onderbroek uit kon halen, moest hij onder de waarheid door kruipen, biddend dat ze niet zou besluiten om juist op dat moment op zijn gezicht te gaan zitten. Als hij ’s nachts zijn ogen dichtdeed, voelde hij haar boven zich opdoemen.’ (p.182)

Dergelijke samenvatting doet het boek oneer aan: de verhaalstructuur is zo complex en fragmentair dat een kat er soms zijn jongen niet zou in terugvinden. Vandaar de bemerking dat ‘het lezen liefst ook nog een beetje plezant moet blijven’. Met potlood en blocnote in de hand pogen het verhaal te ontcijferen, hoort hier niet noodzakelijk bij. Kenmerkend was dat we nog tijdens onze bespreking gezamenlijk probeerden te reconstrueren hoe het manuscript nu precies in handen was gekomen van Gursky. We kwamen er niet uit, de meningen waren verdeeld. De roman prikkelt dus de verbeelding, laat de fantasie bij de lezer zijn werk doen. Bij Ludo overheerst het gevoel dat dit voornamelijk een geconstrueerd boek is, hij mist de bezieling waardoor ‘De geschiedenis van de liefde’ artificieel op hem overkomt. Door het verbrokkelde verhaal en de warrig lijkende structuur, is identificatie met personages en gebeurtenissen uiteraard telkens verschillend. Maar meestal was ze er wel en dit leverde een al bij al bevredigende algemene score op van 7,3.

Chris

donderdag 6 januari 2011

'Sprakeloos' van Tom Lanoye



Voor de bespreking van ons zesde en laatste boek van 2010, gaan we op 7 december naar Ludo. De Sint is nog maar net in ons landje geweest en omdat iedereen erg voorbeeldig geweest was, kregen we allerlei lekkers voorgeschoteld.
Bij de 'verkennende ronde' blijkt dat het merendeel van de groep het boek graag tot erg graag gelezen heeft. Is dit geen probleem voor de discussies die we willen voeren? Zullen we nu niet gezellig kunnen kissebissen over ons boek?
Geen nood: Sprakeloos biedt ons gelukkig heel wat thema's waarrond we maar al te graag een boompje opzetten.
Allereerst is er natuurlijk die -volgens sommigen- vreselijk langdradige en niet ter zaken doende inleiding. Lanoye leutert 80 pagina's door over het al dan niet kunnen/mogen/willen schrijven van dit boek. Ergens kunnen we toch begrip opbrengen voor zijn standpunt: onzekerheid, schroom en de reacties van de de rest van de familie over het publiceren van familiekwesties kunnen hier meegespeeld hebben.
Na die inleiding raakt Lanoye op dreef en beschrijft hij met veel fijnheid en humor de relatie met zijn moeder en hoe die vrouw in het leven stond. We worden deelgenoot van hoe het slagersgezin draaide: moeder stond aan het roer, vader en de vijf kinderen volgden. Enkel De Lastigste zorgt voor wat weerwerk. Toch is het uiteindelijk de vader die het gezin van de ondergang redt nadat moeder niet meer kan functioneren wanneer haar Lastigste sterft. Moeder is het hoofd van het gezin, maar ze kan niet zonder de nek, haar man.
Nadat Josée door een aantal beroertes wordt getroffen, verandert de sterke en prominent aanwezige moeder in een afhankelijk en 'leeg' wezen. Weg zijn de pathetische maniertjes, weg de ijzeren hand waarmee ze haar gezin bestierde. Schrijnend is de anekdote waarin ze zich - na een schamele verbetering van haar toestand- toch nog eens opdoft om op uitstap te gaan. Net wanneer ze helemaal klaar is - beste tenue aan, make-up in orde- kamt ze haar haar met een wekker.
Het verhaal wordt gelukkig nooit melig. Lanoye had alle registers kunnen opentrekken en bij elke lezer een traantje kunnen forceren, maar in de plaats daarvan schrijft hij op een ingetogen en verstilde manier over de aftakeling van zijn moeder. We vinden het dapper van hem dat hij zo'n intiem en heikel onderwerp -en de daarbij horende kwetsbaarheid- met iedereen wil delen, zeker ook gezien zijn status van BV. Wat een aantal van ons wel een beetje stoort, is dat Lanoye graag pronkt met zijn schrijftalent. Het nodeloos etaleren van moeilijke woorden valt niet bij iedereen in goede aarde.
De verhalen van Tom (autobiografisch) en van zijn moeder (biografisch) worden heel mooi met elkaar verweven. Het boek ademt een nostalgie die de iets ouderen onder ons wel aanspreekt: De Goeie Oude Tijd van Sunlightzeep en Priorpronostiekjes en 'Wat zullen de mensen van ons denken?' .
Een niet onbelangrijk deel van het boek gaat over de outing van Lanoye. Dat dit niet van een leien dakje liep en zelfs gestuurd moest worden door Winnie de waarzegster, viel met zo'n moeder te voorzien. Gelukkig draaide ze bij toen ze Toms vriend ontmoette. Hoe ze verder omging met de geaardheid van haar zoon, komen we niet te weten, maar dit hoeft ook niet.
De essentie van het boek ligt besloten in de titel: een vrouw die graag op de voorgrond stond (zelfs letterlijk want haar grote passie was acteren), die graag communiceerde, die graag de lakens uitdeelde, die zeer goed van de tongriem gesneden was, die vrouw verloor haar belangrijkste instrument: haar spraak. Lanoye beschrijft prima tot welke frustraties dit leidt bij haarzelf en bij haar naasten.
Helaas was er geen tijd om nog wat standpunten en thema's uit te spitten, de puntenronde volgde. Ludo gaf 8,5 ; Geert 7,5 ; Chris 6,5; Ina 8,5, Reinoud 8,5 en Ciska 9/10. Dit bracht het gemiddelde op een mooie 8,1/10!

Nog even vermelden dat het gekozen fragmentje gelezen werd door Ciska. Zij koos voor een boek dat haar in haar jeugd erg aangreep: Alleen op de wereld van Hector Mallot.

Dit verslag werd geschreven door Eloquin.