zondag 15 mei 2011

'De geschiedenis van de liefde' van Nicole Krauss

Tijdens de voorbije koude wintermaanden probeerden we ons hart te verwarmen aan ‘De geschiedenis van de liefde’ van de New Yorkse schrijfster Nicole Krauss. Deze internationale bestseller uit 2005 werd in meer dan 35 landen vertaald en dat maakte ons toch nieuwsgierig. We waren op 18 januari 2011 te gast bij Ciska die ons traditiegetrouw met allerhande traktaties bestookte. Jammer genoeg was Geert afwezig wegens ziekte, wij lieten het ons smaken in zijn plaats.

Chris leidde de avond in met een fragment uit ‘Weg’ van Josse De Pauw, het juweeltje dat eenieders nachtkastje zou moeten opvrolijken. ‘Weg’ biedt gelegenheid te over tot mijmeren, grinniken, verlangen, troosten, … Op ontroerende wijze beschrijft Josse De Pauw hoe Kim Gevaert hem door haar gratie en concentratie tot opperste verrukking brengt. Ook wij zijn geen sportlui – neen hoor, wij lezen boeken -, we begrijpen wat Josse bedoelt.

Voor een keer waren de meningen quasi eensluidend, wat op het einde van onze bespreking feilloos geïllustreerd werd met de puntentoekenning: iedereen, op Ludo na (6,5) gaf 7,5. Even Ludo buiten beschouwing gelaten: we hebben graag deze bij momenten ontroerende en taalgevoelige roman gelezen. De meeste waren vooral aangegrepen door het personage van Leo Gursky, de vereenzaamde oude man én auteur van ‘De geschiedenis van de liefde’.

De roman vertelt verschillende verhalen, soms naast elkaar, soms met elkaar verweven en telkens vanuit een welbepaalde toonaard en/of stijl.
Vooreerst is er Leo Gursky.

‘Er was eens een jongen die verliefd was op een meisje, en haar lach was een vraag waarop hij zijn hele leven een antwoord wilde zoeken.’ (p 19)

Hij verliet in de nasleep van de tweede wereldoorlog Polen om in New York te ontdekken dat zijn grote liefde Alma er niet op hem heeft gewacht. Het boek dat hij naar aanleiding van deze overrompelende liefde destijds heeft geschreven, is ooit toevertrouwd aan zijn vriend Zvi Litvinoff. Deze publiceerde het later onder eigen naam in het Spaans. Dit, het boek zelf en de lotgevallen van Litvinoff, vormen een tweede en derde verhaallijn. Wanneer Gursky het manuscript van zijn verloren gewaand boek in handen krijgt, gaat de bal aan het rollen.

‘In de bus naar huis duizelde het Litvinoff. Hij lachte naar iedereen die zijn kant op keek. Fluitend liep hij door zijn straat. Maar toen hij de sleutel in het slot stak, trok er een kilte in zijn hart. Zonder de lamp aan te knippen bleef hij in zijn donkere kamer staan. In Godsnaam, dacht hij, waar zit je met je verstand? Wat heb je zo’n meisje in hemelsnaam te bieden, doe niet zo stom, je hebt jezelf volledig laten instorten, de brokstukken zijn verdwenen en nu heb je niets meer te geven, je kunt het niet eeuwig verbergen, vroeg of laat komt ze vanzelf achter de waarheid; je bent niets meer dan een lege huls, ze hoeft alleen maar te kloppen om te merken dat je hol bent vanbinnen.’ (p.184)

En tot slot is er het meisje Alma, genoemd naar het hoofdpersonage van de roman. Haar moeder vertaalt deze in opdracht naar het Engels. Alma wil haar moeder bevrijden uit haar eenzaamheid en droomt voor haar een toekomst samen met de mysterieuze opdrachtgever. Steeds meer geraakt ze er van overtuigt dat het personage Alma uit het boek echt bestaat. En ze gaat op zoek.

‘Waarom worden mensen altijd genoemd naar dode mensen? Als ze al ergens naar vernoemd mogen worden, waarom kunnen dat dan geen dingen zijn die langer blijven bestaan, zoals de lucht of de zee of zelfs ideeën, die eigenlijk nooit verloren gaan, zelfs slechte ideeën niet.’ (p.205)

Tegelijk graaft Gursky in zijn verleden en hij probeert alsnog zin te vinden in het leven, de tristesse te overstijgen.

‘Hij leerde met de waarheid te leven. Niet de waarheid te accepteren, maar ermee te leven. Het was alsof je met een olifant samenleefde. Zijn kamertje was heel klein, en elke ochtend moest hij zich om de waarheid heen wringen om alleen maar in de badkamer te kunnen komen. Om bij de klerenkast te komen zodat hij er een onderbroek uit kon halen, moest hij onder de waarheid door kruipen, biddend dat ze niet zou besluiten om juist op dat moment op zijn gezicht te gaan zitten. Als hij ’s nachts zijn ogen dichtdeed, voelde hij haar boven zich opdoemen.’ (p.182)

Dergelijke samenvatting doet het boek oneer aan: de verhaalstructuur is zo complex en fragmentair dat een kat er soms zijn jongen niet zou in terugvinden. Vandaar de bemerking dat ‘het lezen liefst ook nog een beetje plezant moet blijven’. Met potlood en blocnote in de hand pogen het verhaal te ontcijferen, hoort hier niet noodzakelijk bij. Kenmerkend was dat we nog tijdens onze bespreking gezamenlijk probeerden te reconstrueren hoe het manuscript nu precies in handen was gekomen van Gursky. We kwamen er niet uit, de meningen waren verdeeld. De roman prikkelt dus de verbeelding, laat de fantasie bij de lezer zijn werk doen. Bij Ludo overheerst het gevoel dat dit voornamelijk een geconstrueerd boek is, hij mist de bezieling waardoor ‘De geschiedenis van de liefde’ artificieel op hem overkomt. Door het verbrokkelde verhaal en de warrig lijkende structuur, is identificatie met personages en gebeurtenissen uiteraard telkens verschillend. Maar meestal was ze er wel en dit leverde een al bij al bevredigende algemene score op van 7,3.

Chris

Geen opmerkingen:

Een reactie posten