zondag 29 mei 2011

'Spaar de spotvogel' van Harper Lee

We waren te gast bij Ina in haar nieuwe appartement dat nog aan inrichting toe was na haar recente verhuis. Maar de ruime woonkamer waar de avondzon overvloedig binnenstroomde beloofde al een gezellige leefplek te worden. Ze verraste ons direct na aankomst al met een heerlijk mexicaans gerechtje. Met een volle maag konden we ons beter concentreren op een klassieker uit de Amerikaanse literatuur: 'To kill a mockingbird'.

Deze roman uit 1960 was een instant succes, zeker na het winnen van de Pulitzerprijs en werd reeds verfilmd in 1962. Bizar genoeg heeft de schrijfster Harper Lee dit nooit weten (of willen) te verzilveren want het is haar enige boek gebleven. Nadien heeft ze nooit meer iets gepubliceerd en leidde ze een teruggetrokken leven. Zij was nochtans een tijd bevriend met Truman Capote en heeft hem geholpen bij zijn klassieker uit die periode 'In cold blood', eveneens verfilmd. Korte tijd later is de carrière van Capote ook uitgedoofd.

Het succes was nochtans niet zo evident want het boek is een kritische kijk op rascisme (vooral tegenover de zwarten) wat in de VSA van die tijd absoluut not done was , zovele jaren voor Martin Luther King. De kentering zou pas midden jaren zestig optreden. Het was dus enigszins een profetische roman. Bovendien geschreven door een vrouw die autobiografisch een fase uit haar jeugd beschreef waarin ze geconfronteerd werd met ondubbelzinnig rascisme ten opzichte van de zwarte medemens in het zuiden van de VSA in de jaren 1930.

Het verhaal gaat over een gezin van een advocaat (een dochter van 9, zoon van 12, moeder gestorven) die de verdediging opnam voor een zwarte die ten onrechte beschuldigd werd van verkrachting van een blanke vrouw; dit alles verteld vanuit het standpunt van het meisje (zijnde de auteur zelf).

De reacties waren opnieuw wisselend, van één van de beste boeken uit de reeks (Geert) tot enigszins ontgoocheld wegens te hoge verwachtingen (Ludo). De indruk van de meesten was toch dat het wat gedateerd was en geen grote indruk nagelaten heeft. Het had een hoog kindertijdgehalte en leek meer een adolescentenroman. Nochtans was iedereen het erover eens dat het zeer vlot geschreven is en dat het een goede sfeerschepping bood van een conservatief landelijk stadje in de zuidelijke VSA uit de jaren dertig.

Edoch: Christine en Ina leiden ons toch naar een beter begrip van deze roman. We moeten het meer in zijn tijdskader zien en vergelijken met de maatschappij van de jaren 50 in de VSA toen rascisme nog zeer sterk ingebakken was. Er is nu natuurlijk al veel veranderd (hoewel rascisme nu allesbehalve uitgeroeid is) zodat die radicalere situatie uit die tijd moeilijk voor te stellen is. Een ander aspect is het standpunt van de vertelster als jong meisje die alles vanuit een onschuldige kinderziel bekijkt en zich terecht heel kritische vragen stelt hoe volwassenen omgaan met zwarten. Het is een meesterlijke zet van de auteur om langs die weg heel logische maar tegelijk ook kritische kanttekeningen te maken bij de rascistische houding van de stadsgenoten. Dit leidt naar het absurde hoogtepunt dat een volledig blanke jury van boeren een zwarte schuldig verklaart hoewel iedereen ervan overtuigd is dat de vader van het slachtoffer de eigenlijke dader is.

Ook de mysterieuze familie Radley, buren van het gezin van de advocaat die zelden buiten kwamen en waarover de wildste verhalen de ronde deden, bleek een geniale schrijverstechniek om een parallelle parabel te construeren omtrent omgaan met het anders zijn (waar rascisme in wezen om gaat). De kinderen fantaseren allerlei griezelachtige verhalen over buurjongen Bo Radley totdat die op het einde van de roman uiteindelijk toch maar het leven redt van het hoofdpersonage en haar broer. Anders leven is een voedingsbodem voor allerlei veronderstellingen van de stadsgenoten maar betekent daarom nog niet dat het fout is.

Tenslotte vraagt de opvallende titel een verklaring: middenin de roman vraagt de vader zijn kinderen om geen spotlijsters te doden omdat die het mooist zingen en geen kwaad doen. Op het einde werd Bo Radley vereenzelvigd met een spotvogel die gespaard moest worden omdat hij een goed mens bleek te zijn ondanks zijn misdaad die hij gepleegd heeft om de kinderen te redden.

Deze wending in de bespreking bracht een genuanceerder puntenbedeling dan aanvankelijk vermoed: een gemiddelde van 7,5/10. (Reinoud: 7; Ludo: 7,5; Ciska: 7; Chris: 7, Christine: 7; Ina 8,5 en Geert: 8,5).
Reinoud Van Acker

zondag 15 mei 2011

'Congo, een geschiedenis' van David van Reybrouck

Vanavond, maandag 28 maart 2011, zijn we te gast bij Chris en het boek op tafel is het lijvige ‘Congo, een geschiedenis’ van David Van Reybrouck. Niet alle lezers hebben de eindmeet gehaald. Desondanks komen de tongen snel los over ‘Congo’ en zo blijkt dat het boek niemand koud laat.

Van Reybrouck schreef dit boek blijkbaar deels uit eigen nood aan een geschiedenis van Congo. Wie het leest, krijgt een (in mijn eigen ogen) behoorlijk volledig overzicht van de vrij recente geschiedenis van het land. De precisie van onderzoek en beschrijving wordt door menig lezer geprezen; data, cijfers, situering van religies en politieke partijen (waarvan de afkortingen ons weliswaar naar het einde toe steeds meer doen duizelen)… ontbreken niet.
Bovendien blijkt voor de Belgische lezer dit boek een beetje een puzzel te zijn waarvan de stukjes eindelijk in mekaar vallen. Naast alom gekende namen genre ‘Lumumba’ zijn er immers heel wat andere, even exotisch maar voor ons toch een beetje vertrouwd omdat hun klank in het journaal tijdens onze kinder-of jeugdjaren regelmatig te horen was. Maar hoe de vork juist in de steel zat, wordt (weer) duidelijk tijdens het lezen van ‘Congo’. Daarnaast zijn er –veel persoonlijker- de herinneringen die enkele van ons hebben aan familie of vrienden die een tijd van hun leven doorbrachten in ‘de Congo’. Hun heimwee, hun gemengde gevoelens, hun eigenaardigheden…kwamen eveneens terug tijdens onze lectuur en de bespreking bij Chris.

Toch weerklinkt er ook een kritische noot over het boek; een ‘personage’ als Nkasi (zo oud dat Van Reybrouck hem aarzelend vraagt of hij Stanley nog gekend heeft) doet menige wenkbrauw fronsen. Anderzijds is dit misschien niet iets om ons blind op te staren, het brengt in geen geval (voor mij dan) de geloofwaardigheid van dit huzarenstuk aan het wankelen.
Wat raakt het meest in dit boek? Voor mij niet de cijfers, de data, de gedetailleerde beschrijvingen van een zo bewogen geschiedenis. Wel de liefde van de auteur voor zijn onderwerp, voor het land en vooral voor de Congolezen. De warme ontmoetingen die hij met hen heeft, die gevoelig maar nooit melig beschreven worden. Het schrille contrast dan met de wreedheden in Congo, vroeger en helaas ook nu. De beschrijving van moedige mensen die –hoe dan ook- verder leven.
En vergeten we niet de pen van Van Reybrouck. Die heeft voor mij iets tijdloos, en ook dat maakt dat hij het ‘geschiedenisboek’ overstijgt.

Een voorbeeld op bladzijde 285, de aanvang van het hoofdstuk ‘Een donderdag in juni’ over de dag van de onafhankelijkheid. Jamais Kolongo maakt zich op voor de grote dag, en de auteur beschrijft kort maar indrukwekkend Kinshasha op dit vroege uur:
‘De ceremonie was pas om elf uur, maar dit was niet zomaar een dag. De stad van bijna een half miljoen inwoners was nog donker en stil. Een lome hitte hing tussen de huizen en de hutten. Niets bewoog. De was: roerloos aan de lijn. Het vuur: broze sintels as. Onzichtbaar sliepen de kinderen in hoekige houdingen. Onzichtbaar lagen mannen en vrouwen tegen elkaar aan – troost voor één nacht, of voor een heel leven. Op de lege boulevard sprongen de verkeerslichten lusteloos van groen op oranje op rood. In de Europese wijken was het water van de zwembaden rimpelloos. De vogels zwegen nog. En verderop, voorbij de tuinen en de villa’s, de gazons en bougainvilles, gleed het zwarte water van de machtige rivier stil voorbij. Nog steeds dreven eilandjes van vegetatie mee, graszoden en planten, honderden kilometers hogerop losgerukt uit het oerwoud, boomstronken die wentelden in het donker en straks bij de eerste stroomversnellingen zouden oprijzen en stuiteren in het schuim van de rivier. Zo ging het al duizenden jaren lang. De natuur trok zich niets aan van deze bijzondere dag.’

Terug naar de nuchtere realiteit van de leesgroep: de ‘score’ voor Congo, 7,7/10. Dit is de optelsom van 5 (Geert), 8,5 (Ciska), 8 (Chris), 8 (Ludo), 8 (Reinoud), 8 (Christine, onze nieuwe lezer die hier een warm welkom verdient), 8 (Ina).
Gewoontegetrouw werd er gestart met een citaat uit een ander boek. Ik koos voor een fragment uit ‘Dwarskijker’, een verzameling colums van Rudy Vandendaele uit Humo (1991-1998). Vandendaele staat bekend als kritische, soms cynische toeschouwer van de Vlaamse televisiewereld. In het stukje in kwestie hekelt hij ‘Goedele’ die in een uitzending over ‘extreme dierenliefde’ nogal schaamteloos enkele kwetsbare, trieste ‘dierenliefhebbers’ te kijk zet. Ik vond het pijnlijke contrast met ‘Congo’ ook veelzeggend.

Het volgende boek is een Amerikaanse klassieker, ‘Spaar de spotvogel’ van Harper Lee.

Ina

'De geschiedenis van de liefde' van Nicole Krauss

Tijdens de voorbije koude wintermaanden probeerden we ons hart te verwarmen aan ‘De geschiedenis van de liefde’ van de New Yorkse schrijfster Nicole Krauss. Deze internationale bestseller uit 2005 werd in meer dan 35 landen vertaald en dat maakte ons toch nieuwsgierig. We waren op 18 januari 2011 te gast bij Ciska die ons traditiegetrouw met allerhande traktaties bestookte. Jammer genoeg was Geert afwezig wegens ziekte, wij lieten het ons smaken in zijn plaats.

Chris leidde de avond in met een fragment uit ‘Weg’ van Josse De Pauw, het juweeltje dat eenieders nachtkastje zou moeten opvrolijken. ‘Weg’ biedt gelegenheid te over tot mijmeren, grinniken, verlangen, troosten, … Op ontroerende wijze beschrijft Josse De Pauw hoe Kim Gevaert hem door haar gratie en concentratie tot opperste verrukking brengt. Ook wij zijn geen sportlui – neen hoor, wij lezen boeken -, we begrijpen wat Josse bedoelt.

Voor een keer waren de meningen quasi eensluidend, wat op het einde van onze bespreking feilloos geïllustreerd werd met de puntentoekenning: iedereen, op Ludo na (6,5) gaf 7,5. Even Ludo buiten beschouwing gelaten: we hebben graag deze bij momenten ontroerende en taalgevoelige roman gelezen. De meeste waren vooral aangegrepen door het personage van Leo Gursky, de vereenzaamde oude man én auteur van ‘De geschiedenis van de liefde’.

De roman vertelt verschillende verhalen, soms naast elkaar, soms met elkaar verweven en telkens vanuit een welbepaalde toonaard en/of stijl.
Vooreerst is er Leo Gursky.

‘Er was eens een jongen die verliefd was op een meisje, en haar lach was een vraag waarop hij zijn hele leven een antwoord wilde zoeken.’ (p 19)

Hij verliet in de nasleep van de tweede wereldoorlog Polen om in New York te ontdekken dat zijn grote liefde Alma er niet op hem heeft gewacht. Het boek dat hij naar aanleiding van deze overrompelende liefde destijds heeft geschreven, is ooit toevertrouwd aan zijn vriend Zvi Litvinoff. Deze publiceerde het later onder eigen naam in het Spaans. Dit, het boek zelf en de lotgevallen van Litvinoff, vormen een tweede en derde verhaallijn. Wanneer Gursky het manuscript van zijn verloren gewaand boek in handen krijgt, gaat de bal aan het rollen.

‘In de bus naar huis duizelde het Litvinoff. Hij lachte naar iedereen die zijn kant op keek. Fluitend liep hij door zijn straat. Maar toen hij de sleutel in het slot stak, trok er een kilte in zijn hart. Zonder de lamp aan te knippen bleef hij in zijn donkere kamer staan. In Godsnaam, dacht hij, waar zit je met je verstand? Wat heb je zo’n meisje in hemelsnaam te bieden, doe niet zo stom, je hebt jezelf volledig laten instorten, de brokstukken zijn verdwenen en nu heb je niets meer te geven, je kunt het niet eeuwig verbergen, vroeg of laat komt ze vanzelf achter de waarheid; je bent niets meer dan een lege huls, ze hoeft alleen maar te kloppen om te merken dat je hol bent vanbinnen.’ (p.184)

En tot slot is er het meisje Alma, genoemd naar het hoofdpersonage van de roman. Haar moeder vertaalt deze in opdracht naar het Engels. Alma wil haar moeder bevrijden uit haar eenzaamheid en droomt voor haar een toekomst samen met de mysterieuze opdrachtgever. Steeds meer geraakt ze er van overtuigt dat het personage Alma uit het boek echt bestaat. En ze gaat op zoek.

‘Waarom worden mensen altijd genoemd naar dode mensen? Als ze al ergens naar vernoemd mogen worden, waarom kunnen dat dan geen dingen zijn die langer blijven bestaan, zoals de lucht of de zee of zelfs ideeën, die eigenlijk nooit verloren gaan, zelfs slechte ideeën niet.’ (p.205)

Tegelijk graaft Gursky in zijn verleden en hij probeert alsnog zin te vinden in het leven, de tristesse te overstijgen.

‘Hij leerde met de waarheid te leven. Niet de waarheid te accepteren, maar ermee te leven. Het was alsof je met een olifant samenleefde. Zijn kamertje was heel klein, en elke ochtend moest hij zich om de waarheid heen wringen om alleen maar in de badkamer te kunnen komen. Om bij de klerenkast te komen zodat hij er een onderbroek uit kon halen, moest hij onder de waarheid door kruipen, biddend dat ze niet zou besluiten om juist op dat moment op zijn gezicht te gaan zitten. Als hij ’s nachts zijn ogen dichtdeed, voelde hij haar boven zich opdoemen.’ (p.182)

Dergelijke samenvatting doet het boek oneer aan: de verhaalstructuur is zo complex en fragmentair dat een kat er soms zijn jongen niet zou in terugvinden. Vandaar de bemerking dat ‘het lezen liefst ook nog een beetje plezant moet blijven’. Met potlood en blocnote in de hand pogen het verhaal te ontcijferen, hoort hier niet noodzakelijk bij. Kenmerkend was dat we nog tijdens onze bespreking gezamenlijk probeerden te reconstrueren hoe het manuscript nu precies in handen was gekomen van Gursky. We kwamen er niet uit, de meningen waren verdeeld. De roman prikkelt dus de verbeelding, laat de fantasie bij de lezer zijn werk doen. Bij Ludo overheerst het gevoel dat dit voornamelijk een geconstrueerd boek is, hij mist de bezieling waardoor ‘De geschiedenis van de liefde’ artificieel op hem overkomt. Door het verbrokkelde verhaal en de warrig lijkende structuur, is identificatie met personages en gebeurtenissen uiteraard telkens verschillend. Maar meestal was ze er wel en dit leverde een al bij al bevredigende algemene score op van 7,3.

Chris