De rivier uit de titel van deze compacte roman is de río Atrato die zich door de Colombiaanse jungle slingert en vaak de enige verbindingsweg is voor reizigers, goederen, dieren, soldaten en boeven. Ook voor de moeder (de ik verteller) en het kind, allebei zonder naam, zij blank, het kind zwart.
Ze zijn op
weg om het kind terug te brengen bij zijn biologische moeder. De prauw, met een
tiental passagiers vaart traag en gestaag de rivier af. De jungle is broeierig,
heet, weelderig, de sfeer onheilspellend, vooral als er soldaten voorbijvaren
en niemand, behalve het kind hen durft aan te kijken. De rivier is een wonde,
een litteken dat het land splijt en verdeelt.
In de
gesprekken tussen de passagiers, ogenschijnlijk vriendelijke praatjes krijgen
we een beeld van deze ongekende wereld. De blanke vrouw vertelt hoe ze als kind
met de auto in de modder vastraakten en ook hoe ze op school ‘la española’ werd
genoemd, waardoor in Latijns Amerika het klassenverschil duidelijk afgebakend
wordt: het bezit van een auto en een lichte huid. Stilaan wordt de sfeer
grimmiger: de reizigers brengen de nacht door in een dorp waar het vuur nog na smeult,
een zwangere vrouw sterft onderweg en de aanwezigheid van gewapende troepen is
de voorbode van de nakende catastrofe: in een kerk wordt de hele groep onder
vuur genomen. De ik verteller overleeft de hinderlaag en begraaft haar
illusies.
Een roman
vol solidariteit, tederheid en horror die in de leesgroep een veelkleurige
schakering van opinies wekte:
Christine
zag vooral het verdriet van de vrouwen, Ciska ergerde zich aan de clichématige
uitwerking van de personages, Ludo kwam in een andere, boeiende en ongekende
wereld terecht, Geert hield van de heldere stijl en de compacte verhaallijn,
Reinoud struikelde over de poëtische beelden, Ina was geraakt door de
liefdevolle presentatie van het kind, en
Chris vond het dan weer een geslaagd eindwerk van een cursus creatief
schrijven.
De score
schommelde tussen 6 en 8.5, tamelijk gelijklopend, wat resulteerde in een
matige 7.2 op 10.