vrijdag 6 mei 2016

'De onderwaterzwemmer' van Pieter Frans Thomése


Het is midden november en het leesgezelschap nestelt zich in de gezellige woonkamer van Jo. Boeken zijn hier overal, ons ideale biotoop dus. Er is een intro en een boek te bespreken, het belooft opnieuw een onvergetelijke avond te worden.

Met een voorleesstukje mag Ludo de dans openen en hij koos – het stond in de sterren geschreven – voor Chris De Stoops ‘Dit is mijn hof’, met name het stukje waarin de hormoneninspectie toeslaat op zijn ouderlijke hof. Dit was een passage die Chris De Stoop zelf voorlas op een lezing in Eeklo (1 oktober 2015). “Een gezonde samenleving heeft een gezonde landbouw nodig” is de grondtoon van ‘Dit is mijn hof’.  Stof tot discussie, maar daar is in een voorleesmoment geen plaats voor. Jammer.

Intussen bevolken fijne bieren (uit de kelder of de ijskast!), wijn en heerlijke hapjes de tafel, waarop nu ook het boek van de avond wordt gelegd, ‘De onderwaterzwemmer’, de jongste roman van de Nederlandse auteur Pieter Frans Thomése (°1958). Jo had al eerder onze aandacht op Thomése gevestigd, onder meer door voor te lezen uit ‘Schaduwkind’. ‘De onderwaterzwemmer’ bestaat uit drie delen, drie perioden uit het leven van de hoofdpersoon Tin: de jongen van 14 jaar die in oorlogstijd met zijn vader de rivier overzwemt, de volwassen man die zijn vrouw vergezelt op een uit de hand lopende Afrikareis op zoek naar hun|haar Forster-Parents-kind, de “ouderling” in een ziekenhuisbed in Cuba.

Alle lezers vinden dit een bijzonder boek: goed geschreven, gevoelig, ontroerend en soms hilarisch, diepgravend in de “condition humaine”. Verschil in waardering ligt hem vooral in de verhouding van de drie delen. Iedereen vindt de manier waarop in het eerste deel een traumatische ervaring literair vorm krijgt, sterk,  ontroerend, heel mooi. Een hoofdstuk dat zo in bloemlezingen Nederlandse literatuur thuishoort. Chris vraagt zich wel af of de toon hier goed zit: zijn dit de reflecties van een veertienjarige? Zijn voorkeur gaat uit naar het middenluik, met een aantal fenomenale scènes. Onder
meer Ciska, Ina, Reinoud en Ludo ervaren het afsluitende deel als ongeloofwaardig, te gemakkelijk, waardoor afbreuk wordt gedaan aan het volledige verhaal. Vooral Christine en Jo hebben oog voor het evenwicht in het boek. Ze wijzen erop hoe de auteur bijzonder knap de drie fasen van het leven vorm geeft door verandering in toon, stijl en woordgebruik. Zo weerspiegelt de ironische toon in het tweede deel de taal van een volwassen man die zich onzeker voelt. 
    
Vele grote vragen worden in dit boek aan de orde gesteld, onder en boven de oppervlakte. Hoe omgaan met schuld? En met verlies? Verlies en schuld. Is het mogelijk om een ander te worden, een nieuwe mens te worden? “Onmacht”, wordt dan op tafel gelegd, als centraal thema. Of “onrust”. Of nog: “Angst om te leven, om dingen te doen”, wat het boek meteen ook zo actueel maakt. Het zijn ook deze vragen waarover verder wordt gereflecteerd, goed wetend, een antwoord komt er niet, het is het bevragen, steeds opnieuw, die ons maakt tot wie we zijn, broze, zoekende mensen. Het geven van de punten is dan het signaal om ons terug tot de orde van de dag te brengen: Geert 8, Christine 7,5, Chris 6,5, Ciska 7,5, Ina 6, Ludo 7, Jo 8,5 en Reinoud 6,5, wat een eindresultaat van 71,9 oplevert.


En, zo gaat dit al jaren in ons gezelschap, wie opent, mag ook afsluiten, dit met de voorstelling van het nieuwe boek. Ludo haalt uit zijn tas een bundel kortverhalen van Alice Munro, ‘Te veel geluk’. Waarop iedereen in de nacht verdwijnt, hoopvol om de overkant te bereiken. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten